Strijd tussen voetganger en fietser?
30 September 2021
Er vloeide de voorbije dagen veel inkt over de vermeende strijd tussen fietsers en voetgangers (DS 21 & 22/09). Zoals wel vaker het geval is bij mobiliteit, maakte dit thema veel emoties los, en werden enkele belangrijke feiten uit het oog verloren. Schepen van Mobiliteit, Publieke Ruimte en Stedenbouw, Filip Watteeuw en Kabinetschef Ann Plas zetten enkele feiten op een rijtje in De Standaard.
Voetgangers moeten zich op een comfortabele én veilige manier kunnen verplaatsen door de stad. Meer fietsers betekent meer onvrede over onbezonnen of zelfs hufterig fietsgedrag. Veel fietsers respecteren de regels, maar een minderheid doet dat niet. Dat mag geen verrassing zijn, want net als automobilisten en voetgangers zijn fietsers mensen, en mensen maken fouten of gedragen zich soms ronduit slecht. Het predicaat ‘zwakke weggebruiker’ maakt van fietsers geen betere mensen.
De toenemende wrijving tussen fietsers en voetgangers – ook bekend als ‘actieve weggebruikers’ – hoeft niet te verbazen. Maar wie er de ongevallencijfers bijhaalt, ontdekt snel dat er iets niet klopt. Fietsers blijken nog altijd echt ‘zwakke’ weggebruikers, omdat er onder hen veel doden vallen. Het aantal dode fietsers is in de laatste vijftien jaar met 14 procent gestegen. Onder automobilisten en voetgangers daalde het aantal doden in dezelfde periode respectievelijk met 65 procent en 40 procent. Vooral het gemotoriseerde verkeer maakt dodelijke slachtoffers onder voetgangers en fietsers. Die twee groepen veroorzaken bijna nooit dodelijke slachtoffers bij andere weggebruikers.
Afval op het voetpad
Van alle weggebruikers nemen fietsers en voetgangers het minste ruimte in. Toch worden ze steeds weer tegenover elkaar geplaatst.
"Straten zijn er niet om blik in op te slaan, wel voor verplaatsingen, activiteiten, diensten en ontmoetingen" - Filip Watteeuw, Schepen van Mobiliteit, Publieke Ruimte en Stedenbouw
Bij voet- en fietspaden wordt elke centimeter in vraag gesteld. Zelden zijn ze comfortabel breed. Bovendien: als er al ruimte is, wordt die vaak gebruikt om afval of fietsen op te zetten, voor terrassen en uitstallingen of als ‘snelle parkeerplaats’ (‘5 minuten naar de bakker’). Daardoor moeten dan vaak paaltjes geplaatst worden, waardoor er nóg minder plaats voor de fietser of de voetganger overblijft. In deze klimaattijden is er ook nog eens ruimte nodig om te ontharden en voor meer groen. Het is telkens weer woekeren met beperkte ruimte. Ondertussen rijzen amper vragen over de vele vierkante meters die het gemotoriseerde verkeer inneemt. Kortom, als voetgangers en fietsers tegen elkaar worden opgezet, is de auto de grote winnaar.
In Vlaanderen is de autodichtheid heel hoog: we hebben meer dan 540 auto’s per 1.000 inwoners. We hebben ook het dichtste wegennet van Europa: 6 kilometer weg per vierkante kilometer. Daardoor is ook het ruimtegebruik immens. In onze straten wordt veelal 70 tot 80 procent van de ruimte gereserveerd voor de auto. Een groot deel daarvan is voor parkeerplaatsen. Voetgangers en fietsers krijgen slechts een schijntje van die ruimte toebedeeld. Uit een recent onderzoek van Vias bleek 65 procent van de bevolking ervoor gewonnen om infrastructureel ruimte vrij te maken voor de fiets en voetgangers, zelfs als er daardoor minder ruimte is voor de wagen. Slechts 17 procent vond dat geen goed idee. Dat die ruimte dan toch niet wordt vrijgemaakt, toont vooral hoe dominant het autodenken nog altijd is.
Echte woonerven
Het laatste waar we nood aan hebben, is een stammenoorlog tussen voetgangers en fietsers. We hebben wel nood aan een andere kijk op het openbaar domein, met leefkwaliteit en nabijheid als centrale begrippen. Straten zijn er niet om blik in op te slaan, maar voor verplaatsingen, activiteiten en diensten, ontmoetingen. Bij het ontwerp van straten en pleinen horen we eerst oog te hebben voor actieve weggebruikers: voetgangers en fietsers. Dat zijn ook de groepen die het vaakst een winkel of buurtvoorziening binnenstappen. Gemotoriseerd verkeer komt pas op de tweede plaats.
In Gent staat de voetganger voortaan centraal bij (her)aanlegdossiers. Dat betekent: bredere voetpaden, echte woonerven waar de voetganger niet bang hoeft te zijn, shortcuts in nieuwe ontwikkelingen, veilige oversteken met voldoende tijd en makkelijke straatranden. Dat zal weer veel vragen opleveren vanuit het autodenken: ‘Waar parkeer ik dan?’, ‘En de doorstroming?’, ‘Hoe moet ik laden en lossen?’ Lastige vragen, maar één zaak is duidelijk: alleen als we durven te kiezen voor voetgangers en fietsers, vermijden we botsingen tussen weggebruikers en krijgen we echt levendige steden.
Verschenen als opiniestuk in De Standaard op zaterdag 25 september 2021
Blijf op de hoogte
Wil je wekelijks op de hoogte blijven van het belangrijkste politieke nieuws van Groen Gent? Schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief.