Een schepen van Mobiliteit (van bijvoorbeeld een stad als Gent) stelt er prijs op zijn bevolking blij en gelukkig te zien. Hij geniet vooral van het gevoel dat ze deze staat van vreugde en dankbaarheid vooral aan hem toeschrijft. Dat gevoel had Filip Watteeuw (Groen) die ochtend helaas niet. Van vreugde en dankbaarheid was er rondom hem immers nauwelijks iets te merken. De reacties die hem door de omstaanders waren gegund, varieerden van lauwtjes de schouders ophalen tot moedeloos het hoofd schudden, zoals ouders van een zwakzinnig kind weleens doen als hun uk weer eens iets creatiefs met de eigen stoelgang heeft uitgehaald.
Even voordien waren de Gentse stadsarbeiders op instigatie van Watteeuw begonnen een grijze mat uit te rollen op de Korenmarkt, om precies te zijn: ter hoogte van het Hema-warenhuis. Daar, onder een luifel, stonden tot de dag voordien tientallen fietsen kriskras door elkaar gestald, zeer tot ergernis van de passerende shoppers.
In die chaos wilde Watteeuw dringend wat orde scheppen, vandaar de fietsmat. De mat zag er een beetje uit als kunstgras.
'De eerste week blijven er permanent stadswachten bij deze mat staan om iedereen uit te leggen dat deze mat dient om fietsen op te stallen', sprak Watteeuw inmiddels op interessante wijze tot een cameraploeg. 'Over zes maanden zullen we dit project evalueren.'
'Wát gaat u evalueren!?', vroeg de journalist van dienst.
'Dit project', herhaalde Watteeuw, die niet bijzonder gediend was met het smalende grijnsje van de interviewer. 'Wat dacht u misschien, dat het was?'
'Een mat.'
'Een mat is het ook. Maar wel een mat in het kader van een project.'
'Zo.'
Slechts weinig mensen kunnen zich inbeelden hoe moeilijk en ondankbaar het werk van een schepen van Mobiliteit wel kan zijn. Soms heeft zo'n man een plan dat naar zijn eigen aanvoelen even simpel als geniaal is. Maar zodra het tot uitvoering wordt gebracht, blijkt het toch vooral simpel geweest te zijn.
Dat had Watteeuw al enkele keren moeten ondervinden. Zoals bekend is de schepen een groot voorstander van een binnenstad waar zo weinig mogelijk auto's kunnen in doordringen.
Voetgangers mogen nog wel, zolang ze maar met het openbaar vervoer komen. Fietsers vooralsnog ook. Met name die laatste vormden echter stilaan een probleem. Een fiets is namelijk een grillig ding dat luistert naar een eigen logica. Hoe meer fietsen er zijn, hoe meer dat opvalt. We leggen dat even uit.
Zolang iemand op een fiets zit en fietst, is het in principe een fietser. Zodra evenwel deze fietser afstapt, wordt het een voetganger. Een fiets blijft echter altijd een fiets. Die moet altijd ergens worden achtergelaten. Hoe meer fietsers evenwel, hoe meer fietsen er op een bepaald moment in de weg staan van de voetgangers (van wie sommigen even voordien nog zelf fietser waren, maar die daar tijdelijk niet wensen aan herinnerd te worden). De voetgangers beginnen vervolgens te klagen bij het stadsbestuur over hinderlijk geparkeerde fietsen. De fietsers mopperen op hun beurt over een gebrek aan fietsenstallingen. Of zelfs over het gebrek aan fietsruimte, vanwege al die voetgangers. Catch 22, of het scheelt niet veel.
Op zo'n moment verschijnt de schepen van Mobiliteit ten tonele. Hij kan de bevolking natuurlijk oproepen om hun tweewieler thuis te laten (of in een naburige gemeente te parkeren), maar dat ligt ideologisch wat moeilijk. Dus laat de schepen zijn hersencellen en die van zijn medewerkers eens overuren kloppen. Dat resulteert dan in een project als de fietsmat. Daar verdient zo'n man als Watteeuw natuurlijk alle lof en waardering voor. Maar helaas is hem dat niet altijd gegund.
Je merkt het weer met het nieuwe (en door de oppositie al danig gedwarsboomde) verkeerscirculatieplan dat de stad Gent vanaf 2016 in uitvoering wil zien gaan en dat een voorbeeld voor de rest van het land zal zijn. Een lange lijst ingrepen moet het voetgangersgebied verdubbelen, bovengronds parkeren zogoed als onmogelijk maken, het openbaar vervoer optimaliseren en het autoverkeer uit het centrum verbannen. Een geniaal plan. Of toch weer wat simpel?
Criticasters beweren dat de stad voor de meeste van die ingrepen de bevoegdheid, het geld noch de echt concrete plannen heeft. Met name het voornemen om alle stadsverkeer de R40 op te jagen stuit op enige scepsis. Die Gentse stadsring is nu al één opeenvolging van knelpunten, voer voor de stelling dat stilstaand verkeer op een bepaald moment het recht verliest om nog verkeer te mogen heten. Er zijn gevallen bekend van chauffeurs die op die R40 zo lang in de file stonden dat ze door hun families als vermist werden opgegeven. De Gentse jeugd krijgt thuis de dwingende raad: 'Niet langs de R40 of we zien je misschien nooit meer terug.'
De schepen van Mobiliteit vond dat allemaal overdreven. Hij was een optimist, pragmatisch ook. Toen Gent de voorbije zomer wegens een epidemie van wegeniswerken zonder invalswegen kwam te zitten, luidde zijn advies aan aspirant-bezoekers: 'Blijf thuis!' Zo was dat probleem weer mooi opgelost.
Op deze grijze winterdag had de schepen echter andere zorgen. In de vooravond, toen zijn werk in het stadhuis erop zat, ging hij nog eens checken of Dag 1 van zijn fietsmat-project een succes was geworden. Blijkbaar wel, want hij kon er nergens zijn eigen fiets kwijt. Evenwel, toen viel zijn oog op hoop rijwielen die wat verderop tegen een paal leken gegooid. En nog verderop nog een hoop ijzer. Overal op de Korenmarkt eigenlijk.
'Parbleu!', zo vatte hij de situatie samen.
De stadswachter die nog op post was, legde uit: 'Spijtig, maar velo's zonder pikkel blijven niet rechtstaan op zo'n mat'.
'Dat ze zich dan een pikkel gaan kopen, hé', bromde de schepen.
De stadswacht vervolgde: 'Nog iets, meneer Watteeuw: uw fietsmat blijkt een bepaalde aantrekkingskracht te hebben op honden die hun gevoeg willen doen.'
Toen bleek weer hoe ongemeen soepel van geest én daad de Gentse schepen van Mobiliteit wel was. Hij nam zijn schriftje en noteerde: 'Korenmarkt: hondentoiletten!'